Kiev – 26 mei 2018, 22:15. Real Madrid wint zojuist de Champions League finale 2018/2019 van Liverpool. Goals van Karim Benzema, Sadio Mané en een dubbelslag van Gareth Bale zorgde voor een klinkende 3-1 overwinning van de Spanjaarden, die het ‘miljardenbal’ nu voor de derde keer achter elkaar en de dertiende keer in de geschiedenis van de club hebben gewonnen.
Als je iedere voetbalfan vraagt naar de favoriet voor de Champions League winst zal je meestal dezelfde teams voorbij horen komen. De namen die het meeste zullen vallen zijn Real Madrid, FC Barcelona en Juventus. Paris Saint-Germain, Atlético Madrid, Bayern München en Manchester City zullen de revue ook enige keer passeren net als de verliezend finalist van vorig jaar, Liverpool.
We gaan op een kleine reis terug in de tijd, in het seizoen 2002-2003. De opzet van de Champions League is niet zoals we van deze tijd gewend zijn. Na een groepsfase met vier ploegen, zoals het nu ook is, volgen er geen knock-out wedstrijden maar een volgende groepsfase waar uiteindelijk acht ploegen doorstoten naar de kwartfinales. De uiteindelijke finale, tussen Juventus en AC Milan, werd door laatstgenoemde na strafschoppen gewonnen.
Een kleine stap richting het heden dan, naar het jaar 2006-2007, waar wederom AC Milan de titel won. Dit keer is niet de finale de wedstrijd waar we naar op zoek zijn, maar liggen de halve finales tegen Manchester United onder de loep. Het tweeluik, waarin uiteindelijk de Italianen de sterkste bleken, zou nu zomaar een wedstrijd in de Europa League kunnen zijn.
Als we een kleine vergelijking maken naar het AC Milan van 2002-2003 en het Manchester United van 2006-2007 valt er één ding bij beide teams op. De selectie zaaide angst in bij de tegenstander. San Siro en Old Trafford, daar was één ding zeker, daar viel niks te halen. Teams kwamen met angst in de broek naar deze stadions, bang voor vernedering. Met grootheden als Rivaldo, Pirlo, Inzaghi, Shevchenko, Rui Costa, Nesta en Maldini in het 2003-team bij de Italianen en spelers als Ronaldo, Rooney, Van der Sar, Scholes, en Giggs bij de Engelsen (2006-2007) op het wedstrijdformulier stond je op het moment van de aftrap al met 1-0 voor. Supporters waren verwend, ook de prijzen werden aaneengeregen. Beiden in eigen land titelkandidaat nummer één.
We nemen wederom een stap in de tijd, back to reality. Terug naar het heden. Beide stadions zijn niet meer een ‘onneembaar fort’ maar meer een stadion waar ‘iets te halen valt’. Ploegen gaan hier niet meer heen met angst in de broek, maar met het idee om hier één of misschien wel drie punten gepakt kunnen worden. Grote namen als Rivaldo, Shevchenko, Pirlo, Scholes en Giggs hebben nu plaats gemaakt voor spelers als Fellaini, Herrera, Musacchio, Lindelöf en Borini. Uiteraard zitten hier ook uitstekende spelers als Pogba, Higuaín en De Gea tussen, maar de algehele selectie is bij beide ploegen drastisch verminderd in opzichte van hun eerdere jaren.
In deze story kruip ik in de huid van een levende legende. Een speler die het reilen en zeilen van een topclub kent. Die weet wat het is om een van de smaakmakers van een dominerend team te zijn en onder zijn leiding ga ik met een ietwat ‘vervallen’ club en haar oude filosofie deze club proberen terug te brengen op het niveau waar ze hoort. In het volgende stukje wordt er ingegaan op welke legende en bij welke club dit gaat zijn. Tot die tijd hou ik jullie graag in spanning.